Het gegrom van de wolf verzachtte tot een laag gejank, zijn staart zwiepte nerveus terwijl hij een blik op Marianne wierp. “Zie je wel?” zei ze, haar stem nu rustiger, bijna smekend. “Het vertrouwt me. Dat kunnen we niet verraden.” De spanning in de kamer was ondraaglijk.
De officier hield zijn hand boven zijn wapen, zijn kaak verstrakte. Uiteindelijk haalde hij langzaam adem en liet zijn arm zakken. “Ik zal me inhouden,” zei hij met tegenzin, “maar ik kan niet hetzelfde garanderen als het escaleert.”