Marianne knikte, haar schouders ontspanden lichtjes. “Dank je,” zei ze zacht. Ze draaide zich terug naar de wolf en knielde neer, waarbij ze haar bewegingen langzaam en weloverwogen hield. “We gaan je helpen,” fluisterde ze. “Laat ons maar zien wat je nodig hebt.”
De agent keek toe, met zijn zaklamp stil, toen Marianne voorzichtig haar hand op de deken legde en deze aan de wolf aanbood. Tot zijn verbazing viel de wolf niet aan. In plaats daarvan duwde hij de bundel dichter naar Marianne toe, zijn ogen gevuld met iets dat bijna leek op vertrouwen.