Marianne wisselde een vastberaden blik uit met Broeder Paul en besloot dat ze het moesten proberen. “We moeten ze terugbrengen naar de kerk,” zei ze met een stem die trilde van angst en vastberadenheid. “Het is de dichtstbijzijnde plek met genoeg ruimte en middelen om te helpen.”
Marianne haalde diep adem en tilde voorzichtig het meest gewonde dier op. De wolf liet een lage grom horen, maar het was niet meer zo dreigend als eerst. Langzaam verzamelden de anderen de overgebleven dieren en wikkelden ze in dekens. De wolf keek aandachtig toe en ijsbeerde heen en weer alsof hij een interne strijd aan het voeren was.