Hun terugkeer naar de kerk verliep langzaam en gespannen. Af en toe slaakte de wolf een klagend gehuil, alsof hij de mensen aanspoorde om sneller te gaan. De wezens waren nu stil, te uitgeput om geluid te maken. Marianne bad dat ze het konden volhouden tot ze de juiste verzorging kregen.
Uiteindelijk kwamen ze uit op de binnenplaats van de kerk. Een kleine groep dorpsbewoners stond waakzaam toe te kijken bij het onwerkelijke schouwspel van de stoet met gewonde dieren. Gefluister klonk door de menigte, gevoed door zowel bezorgdheid als angst.