De groep ging voorzichtig de kerk binnen, de dieren gebundeld in warme dekens, hun kleine lichamen nauwelijks in beweging. De wolf volgde op de voet, met haar scherpe ogen starend tussen haar welpen en de mensen die met hen omgingen.
Marianne leidde hen naar de zijkapel waar het allemaal was begonnen. De stille ruimte leek nu getransformeerd – een heiligdom, niet alleen voor gebed maar ook voor genezing. Zij en Broeder Paul legden de dieren voorzichtig op een grote deken die over de vloer was uitgespreid. “Wat zijn dat eigenlijk voor dieren?” fluisterde frater Paul.