Eenmaal buiten de kamer sloot ze haastig de deur achter zich. Toen rende ze door de gang, haar hart bonkte terwijl ze hulp zocht. De school, akelig stil na de eerste chaos, voelde aan als een doolhof terwijl ze door de gangen navigeerde.
Uiteindelijk bereikte Tina de lerarenkamer, waar een paar leraren hadden geschuild om de situatie te begrijpen. “We moeten de dierenbescherming bellen,” zei ze, haar stem dringend maar beheerst. “Er zit een wolf in de opslagruimte en hij heeft iets in zijn bek. Ik denk dat hij hulp nodig heeft.”