Katie drukte haar rug tegen de deur die ze zojuist had gesloten. Ze kon de verandering voelen. Haar adem stokte in haar keel terwijl ze toekeek hoe de transformatie zich ontvouwde. Het gegrom van de wolf, een diep, rommelend geluid dat door de vloer heen leek te trillen, vulde de kamer.
In een flits van inzicht kromp Katie haar gestalte ineen en probeerde ze zo onbedreigend mogelijk over te komen. Haar gedachten raasden over hoe ze haar vredelievende bedoelingen aan de wolf kon overbrengen. “Ik ben je vijand niet,” bracht ze in stilte over door haar verzachte blik en langzame bewegingen, in de hoop dat het dier haar verlangen om te helpen zou aanvoelen.